Geschiedenis van de Tombeelmolen

De Tombeelmolen is de enige wezenlijke getuige van het eertijds rijke Avelgemse molenpatrimonium van graan-, olieslag-, schors- en moutmolens.

De houten staakmolen

Bij de restauratiewerken van de huidige molen werden drie teerlingen van een vroegere houten staakmolen uit de 18e eeuw blootgelegd. Deze molen behoorde bij adellijk grootgrondbezit en werd verhuurd aan Pieter Van Der Plancke. Vandaar dat deze molen in de volksmond 'de molen van de kinders Verplancke' werd genoemd.

In 1884 werd de molen openbaar verkocht aan de familie De Coster. Cyriel De Coster (1859-1919) was, tot aan de stillegging van de maalactiviteiten op bevel van de Duitsers in augustus 1916, de laatste molenaar van deze houten staakmolen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de molen als waarnemingspost en slaapplaats voor soldaten gebruikt. Op 25 oktober 1918 werd hij in brand gestoken door terugtrekkende Duitse troepen en is hij afgebrand.

De stenen bergmolen

Na de oorlog dienden de kinderen van Cyriel De Coster een dossier van oorlogsschade in. Op het einde van 1923 bouwden zij een 'nieuwe steenen korenwind molen'. Bouwmeester Pollet voerde de werken uit met baksteen, afkomstig uit een veldoven aan de Schelde. Op de romp werd het oprichtingsjaar 1923 zichtbaar gemetseld.

De molen in Outrijve is niet alleen het enige bewaarde exemplaar in de Scheldevallei. Als jongste bakstenen molen van Vlaanderen maakt hij ook de brug tussen de eeuwenlange houten molentraditie en het gebruik van ‘moderne' materialen zoals ijzer.

De Tombeelmolen dankt zijn naam aan de tombeel (molendam of hoogte) waarop hij is gebouwd. Hij telt vier etages: meel-, steen-, lui- en kapzolder. Op de benedenverdieping is een in- en uitrit doorheen de berg voor aan- en afvoer van graan en meel. De molenkap draait op Engels kruiwerk, 13 gietijzeren rollen op een rail. De roeden hebben een lengte van 24 meter.

Georges De Coster (1901-1966) baatte vanaf 1926, samen met zijn vrouw Elisa Deconinck (1906-1998) de stenen graanwindmolen uit. De nodige verbeteringen en moderniseringen werden aangebracht: een dieselmotor om te malen bij windstilte (1930), overschakeling op elektriciteit (1942), een wiekverbeteringssysteem (verdekkering) (1941).

Een zware storm op 14 november 1940 richtte grote schade aan. De molen sloeg op drift en er ontstond een begin van brand. De zeilen werden vernield. Wegens gezondheidsproblemen staakte Georges De Coster zijn molenactiviteit op 1 januari 1951. De Tombeelmolen werd buiten bedrijf gesteld.

De gerestaureerde molen

 

De gemeente Avelgem kocht in 1989 de inmiddels door wind en weer toegetakelde Tombeelmolen van Lisa Deconinck, weduwe van Georges De Coster. Noodzakelijke instandhoudingswerken werden uitgevoerd, maar het maal- en draaivaardig maken bleek een te dure onderneming.
Wel werden stappen gezet om de molen te beschermen.Dit leidde tot het ministrieel besluit van 28 januari 1994 waarbij de molen werd erkend als monument en de omgeving als dorpsgezicht.

In augustus 1998 diende het gemeentebestuur een restauratiedossier in om de molen draai- en maalvaardig te maken. Ingenieur-architect Freddy De Schacht was aangesteld als ontwerper en opvolger van de werken. Een jaar later zetten zowel de Vlaamse Gemeenschap als het Provinciebestuur West-Vlaanderen als subsidiërende overheden het licht op groen.

De restauratie van de molenberg en molenromp werd toegewezen aan bvba Aquastra uit Wevelgem. De nv Verstraete uit Rumbeke werd belast met de molentechnische restauratie. Roland Wieme uit Deinze kreeg de opdracht het gevlucht onder handen te nemen. Het betrof het herstel van de verdekkerde en half-verdekkerde roeden. Die werden geklinknageld. En dit alles onder het waakzame oog van de Dienst Monumenten en Landschappen.